De OPHOVENERMOLEN en de GELEENBEEK
ZITTERD-lezing Peter Vossen op 2 november 2023
De Ophovenermolen is gelegen “op” de Geleenbeek, vlak vóór de “Sjteine Sjloes” (= Stenen Sluis) waar de Molenbeek wordt afgetakt, richting stad, en de beek zelf verder stroomt als “Cötelbeek” of “Kötelbeek” (= Kleine Beek), ook wel geschreven als “Keutelbeek”. Daarbij wordt vaak gedacht aan uitwerpselen maar ten onrechte! Om de stadgrachten van stromend water te voorzien en de watermolens in de stad draaiende te houden, werd het meeste water van de Geleenbeek door de Molenbeek geleid en bleef er maar weinig over voor de eigenlijke beek. Daardoor “keutelde” (= kabbelde) het water maar wat.

Mogelijk lag ter plaatse van de huidige Ophovenermolen eind 13e eeuw al een watermolen op de Geleenbeek. De oudste vermelding van de Ophovenermolen is waarschijnlijk al uit 1348 maar blijkt in elk geval uit een akte van 10 juni 1406 waarin sprake is van een huis, hof, beemd en molen, gelegen in Ophoven. De molen was samen met de ertegenover gelegen Ophovenerhof een groot leen van de mankamer van kasteel Born waar het beheer en de administratie gevoerd werd van de leengoederen. Van 1400 tot de Franse Tijd was de hertog van Gulik heer van Born en werden zijn zaken behartigd door de ambtman van Born.

Het aanleggen en het exploiteren van een molen was trouwens een “heerlijk recht” van de landsheer. Hij moest toestemming geven voor het bouwen van een watermolen (“molenrecht”) en vervolgens voor het gebruik van het water van de beek (“waterrecht”) en het opstuwen ervan (“stuwrecht”). Voor een molenaar was het uiteraard zaak alle drie de rechten te verwerven en te behouden. In de Franse Tijd zijn alle heerlijke rechten opgeheven maar dankzij een overgangswet uit 1829 zijn de rechten van de watermolens blijven bestaan, dit in tegenstelling tot het windrecht van de windmolens. Voor de beheerders van de waterstroom zijn de zakelijke rechten van de molen uiteraard een belemmering, reden waarom met name waterschappen vaak pogingen doen die rechten af te kopen. Dit is bij de Ophovenermolen ook meermaals getracht maar tot en met door de huidige eigenaresse van de molen, de Stichting Jacob Kritzraedt, zijn die “avances” steeds afgewezen.
In het begin werd er door de Ophovenermolen graan gemalen van de Ophovenerhof maar later functioneerde de molen als oliemolen. Na de Franse Tijd werd het weer een graanmolen totdat in 1912 herbouw van huis en schuur volgde en de molen een houtzagerij aan ging drijven. In 1955 werd de molen stilgelegd waarna het verval toesloeg. De Stichting Jacob Kritzraedt kon dat niet aanzien en kocht het complex in 1973.
Na een uitgebreide restauratie kon het molenrad in 1976 weer als vanouds draaien. Bij een heftige onweersbui in 1983 werden het waterrad en het gangwerk echter zwaar beschadigd. Pas in 1998 was het molengedeelte weer bedrijfsklaar. Sindsdien functioneert de molen als vanouds, aangedreven door de waterkracht van de Geleenbeek. Vanaf 2003 is de molen als waterkrachtcentrale in gebruik en is zij 24 uur per dag in bedrijf. Daarbij wordt een continu vermogen van 19 kW aan elektriciteit geleverd, genoeg voor ongeveer 30 huishoudens.
Tijdens de recente reconstructie van de Geleenbeek is de beek tijdelijk omgelegd en rond de molen zelfs helemaal drooggelegd. Dat gaf gelegenheid het waterrad te restaureren en de installatie om stroom op te wekken te vernieuwen. Het waterrad werd gedemonteerd en vervolgens gestraald en gecoat. Verder zijn de stuw- en sluiswerken waar nodig hersteld. Toen het waterrad weggehaald was, kon ook de achterliggende gevel worden aangepakt.

Bovenstrooms werd niet alleen de meanderende loop van de Geleenbeek teruggebracht maar werden ook oude beekbeddingen benut om overloopcapaciteit te creëren bij overdadige neerslag. De weier of molenvijver als waterbuffer in tijden van weinig neerslag is uiteraard gebleven evenals het recht dat de waterstroom primair de molen bedient. Wel wordt een deel van de toevoer door een nieuwe vistrap geleid die de vissen in een wijde boog om de molen heen leidt. Tussen de Geleenbeek en de vistrap is een brede overloop aangelegd waar bij heftige regenval een stuw automatisch wordt geopend zodat de waterovervloed zich geen weg hoeft te banen via de watermolen en een catastrofe zoals in 1983 voorkomen wordt. Benedenstrooms is de vroegere woelkom achter de stuw- en sluiswerken en het waterrad teruggebracht. Door een woelkom wordt de watersnelheid gereduceerd en afkalving van de oevers voorkomen.

Tegelijkertijd is de parkeerplaats aangepakt en is de aantrekkelijkheid van het achterterras sterk verbeterd, ook door het zicht op de grote woelkom. Aansluitend is het restaurant uitgebreid door ook het molengebouw erbij te betrekken.
DE GELEENBEEK
De Geleenbeek is onderdeel is van het stroomgebied van de Maas. De beek ontspringt in Benzenrade en mondt bij Stevensweert onder de naam Oude Maas uit in de Maas. De beek, waarvan de Latijnse naam Glana "heldere beek" betekent, is in de jaren 50 van de vorige eeuw grotendeels gekanaliseerd. De vroegere Staatsmijn Emma en Staatsmijn Maurits gebruikten de beek lange tijd voor het lozen van hun afvalwater uit de kolenwasserijen, een periode waarin de beek haar naam geen eer aandeed.
Voor de integrale herontwikkeling van het Geleenbeekdal van Heerlen tot Sittard is het project “Corio Glana” al jaren in uitvoering, opgedeeld in zogenaamde “highlights”. De werkzaamheden vanaf de Middenweg vallen onder “Corio Glana highlight 20” en de herinrichting tussen de Middenweg en de Agricolastraat is fase 1. Het is een project van het Waterschap Limburg, de gemeente Sittard-Geleen en de provincie Limburg. Uitgangspunt is dat de beek weer volop ruimte krijgt om op natuurlijke wijze door het landschap te meanderen. Naast het herstellen van het natuurlijke, historische landschap zorgt de herinrichting dat meer water geborgen kan worden en dus ook grote hoeveelheden neerslag verwerkt kunnen worden.
Bovenstrooms van de molen is niet alleen de meanderende loop van de beek teruggebracht maar zijn ook oude beekbeddingen benut om overloopcapaciteit te creëren bij overdadige neerslag. De weier of molenvijver als waterbuffer in tijden van weinig neerslag is uiteraard gebleven evenals het recht dat de waterstroom primair de molen bedient. Wel wordt een deel van de toevoer door een nieuwe vistrap geleid die de vissen in een wijde boog om de molen heen leidt. Tussen de Geleenbeek en de vistrap is een brede overloop aangelegd. Bij overvloedige regenval wordt automatisch een stuw geopend zodat de waterovervloed zich geen weg hoeft te banen via de watermolen en een catastrofe zoals in 1983 voorkomen wordt.
Bij de aanleg van de fundering voor de stuw van de noodoverloop werd een goed geconserveerde houten stuw aangetroffen die vrijwel zeker dezelfde functie heeft gehad: het afvoeren van overtollig water. De datering van de constructie is vooralsnog: tussen 1500 en 1700. Het houtwerk is naar Restaura in Heerlen overgebracht en de conservering wordt op 1,5 à 2 jaar geschat. Het is de bedoeling deze historische stuw daarna permanent te exposeren in de Ophovenermolen.

Benedenstrooms is de vroegere woelkom achter de watermolen teruggebracht. Door een woelkom wordt de watersnelheid gereduceerd en afkalving van de oevers voorkomen. Het terrein na de molen is heringericht als overloopgebied wanneer de Geleenbeek een grote hoeveelheid water te verwerken krijgt.
Nu fase 1 (Middenweg – Agricolastraat) is afgerond, is men bezig met de voorbereiding van fase 2: Agricolastraat – Brandstraat/Voorstad. In dit stedelijk gebied is er weinig ruimte om de beekloop te vergroten maar kan een overaanbod aan water grotere overlast veroorzaken. Langs de Parklaan krijgt de beek een iets meanderend verloop en vanaf de Wilhelminastraat wordt de overkluizing verwijderd. Dit wordt volgens planning volgend jaar gerealiseerd. Onder het stuk Haspelsestraat blijft de beek ondergronds en langs Ligne is de Geleenbeek al eerder uit de betonnen koker “bevrijd”.
