Zuster Maria Magdalena Brose

Gepubliceerd op 11 november 2021 om 11:17

Zuster Maria Magdalena Brose

Op 19 februari 2021 overleed zuster Maria Magdalena  (Irmgard) Brose. Ze heeft veel betekend voor de opvang van kinderen die om welke reden dan ook niet thuis konden opgroeien.

Over haar leven schreef ze een boek ” Terugzien in verwondering”

Ze werd 2003 geïnterviewd door de werkgroep Mondelinge Historie waar ze haar levensverhaal vertelde. Een heel bijzonder verhaal

Zuster Maria Magdalena Brose

Op 19 februari 2021 overleed zuster Maria Magdalena  ( Irmgard) Brose

Irmgard Brose werd geboren in 1930 in Breitenstein, toen Duits gebied en nu een dorp in het noordwesten van Polen.

Haar ouders hadden een boerderij. Ze had 3 broers en een zus. Een jongetje overleed al met 4 maanden. Irmgard bezocht de middelbare school. Een van haar broers (22 jaar oud) stierf in gevangenschap, één week voor het einde van de oorlog.

Nog maar 14 jaar oud eindigde haar jeugd toen het gezin net als alle inwoners van het dorp begin januari 1945 moest vluchten voor het naderende front. Het was een vreselijke periode vol ellende, honger, kou, angst en ziekte.
Nadat de oorlog afgelopen was konden ze nergens naar toe; er waren geen scholen meer en er was geen geld. Uiteindelijk kwam ze terecht in een kindertehuis in Frankfurt aan de Oder waar ze eerst stage liep alvorens te kunnen beginnen aan de opleiding kleuterleidster. Het huis zat tjokvol vluchtelingentjes, kleine kinderen waarvan de ouders verdwenen of gestorven waren en die door de zusters opgevangen werden.

Irmgard kreeg voor het eerst sinds lang 3 maal daags eten, een bed met schone lakens en ze bleef hier ongeveer 7 maanden.

Ze wist helemaal niets af van de kloostergemeenschap en niets van de congregatie waartoe de zusters behoorden.

De zorg voor de kleine vluchtelingen leek haar wel wat en ze besloot om naar Berlijn te gaan niet alleen om de opleiding te volgen voor kleuterleidster maar ook om in te treden in klooster van de Karmelitessen.

Ze was 17 jaar oud en Moeder-overste wilde graag weten of haar ouders toestemming gaven voor deze keuze. Irmgard, altijd al een lastige puber geweest, dacht dat haar ouders blij zouden zijn met deze keuze maar dat was niet zo. Haar vader schreef terug dat hij haar door de politie wilde laten ophalen.

Het noviciaat was in Sittard, dus moest Irmgard met 2 andere jonge novicen naar Nederland. Ze vroegen een visum aan.

In deze naoorlogse jaren had de Sovjet-Unie alle wegen naar Berlijn geblokkeerd en de enige mogelijkheid om Berlijn te verlaten was via het vliegveld. Wekelijks waren er voedselvluchten naar Berlijn en met een van deze transportvliegtuigen vlogen de jonge zusters naar Lübeck en namen van daaruit de trein naar de Nederlandse grens. Onwetend als ze waren stapten ze uit in Geilenkirchen en dachten zo al lopend Sittard te bereiken. Per boerenkar bereikten uiteindelijk hun doel.

Ze kwam terecht in Huize de Kollenberg, een weeshuis, en deed hier haar noviciaat.

Ze ging terug naar Duitsland om haar eeuwige geloften af te leggen en te studeren. Haar kloosternaam werd Maria Magdalena. In 1962 kwam ze voorgoed naar Nederland en vroeg en kreeg de Nederlandse nationaliteit.

Ze leerde Nederlands door verhalen te vertellen aan de groep jongens in het weeshuis. Ze had de zorg voor de groep 12-jarigen en moest ´s avonds op de slaapkamer wachthouden. Tijdens deze uren werd ze geacht het rozenhoedje te bidden. In plaats van bidden ging ze verhalen vertellen, eerst voor een groot gedeelte in het Duits en de jongens leerden haar de Nederlandse woorden die ze nog niet kenden.

De eerste kinderen in Huize De Kollenberg waren afkomstig uit Berlijn. Daar had Maria Theresia Tauscher voor gezorgd maar met de komst van de mijnen kwamen er veel vreemden hier wonen en werken. Ze hadden vaak grote gezinnen en als moeder overleed en vader geen directe familie had die voor de kinderen kon zorgen kwamen deze kinderen in het kindertehuis.

In de boeken van de zusters staan vaak ontroerende verhalen over kinderen waarvan vader of moeder niet meer kwam opdagen of geen geld meer had om voor hun kinderen te zorgen.

Meisjes bleven hier vaak tot hun twintigste maar jongens moesten, gezien het grote gevaar van onkuisheid, na de basisschool, verhuizen naar een jongensinternaat.

In het tehuis was plaats voor 48 kinderen. Ze werden in groepen ingedeeld naar leeftijd. Het gevolg was dat kinderen uit een gezin uit elkaar werden gehaald.

In Sittard was het bekend dat de zusters en de kinderen van Kollenberg arm waren; er werd meestal niet betaald voor het verblijf van de kinderen. De zusters hebben vaak een beroep gedaan op de bevolking en de Sittardenaren hebben steeds royaal gegeven.

Toch was het vooral voor de kinderen die er opgroeiden niet altijd leuk om te weten dat ze van liefdadigheid, hoe goed ook bedoeld, afhankelijk waren.

Vanaf 1963 kwam er langzaam een einde aan deze afhankelijke positie en de bevolking van Sittard heeft de zusters dit niet in dank afgenomen.

De zusters hadden zo hun eigen opvatting over opvoeden en hoewel ze het heel goed bedoelden hadden ze te laat in de gaten dat de wereld veranderd was.

Zuster Maria Magdalena nam contact op met de scholen in Sittard en hoorde daar algauw dat het onderwijzend personeel het niet altijd eens was met de opvoedingsmethode binnen de kloostermuren.

Ze zag bv. dat de jongens in die tijd zeer korte broeken droegen maar de zusters vonden dit niet kuis. Maria Magdalena heeft toen maar met schaar en met blaren op de handen van het knippen alle jongensbroeken een stuk korter gemaakt.

De internaatskinderen werden verspreid over de diverse scholen in Sittard en door de wisselwerking veranderde ook de visie van de zusters wat de opvoeding betreft.

Er kwamen ook kinderen terecht op de openbare school en Maria Magdalena werd gevraagd om zitting te nemen in het bestuur van deze school. Dat heeft heel wat commentaar van katholieke zijde opgeleverd.

Maria Magdalena vond de indeling naar leeftijd niet meer zo geschikt en ging gemengde groepen vormen waarin kinderen van diverse leeftijden bij elkaar zaten. Voor haar medezusters viel het niet mee om zo maar jongens en meisjes samen in een groep te plaatsen.

Later kwam er voor de oudere jeugd vanaf 16 jaar een training van begeleid tot zelfstandig wonen.

Door een brand in het tehuis moesten kinderen tijdelijk elders geplaatst worden en kwamen in een opvanggezin terecht. Dit bracht de zuster op het idee om de kinderen meer in gezinsverband onder te brengen.

Maria Magdalena had het zo druk met de organisatie van deze kinderopvang dat het voor haar moeilijk werd om deel te nemen aan de dagindeling van het klooster. Uiteindelijk en met pijn in haar hart heeft ze gevraagd om buiten de muren van het klooster te mogen wonen.

In 1980 besloot de kloosterorde om het kindertehuis op te heffen. Dankzij medewerking van ministerie van Justitie werden er 12 huizen gehuurd in de wijk Lahrhof en kwam er een dienstgebouw in de Pepijnstraat. Het kindertehuis had inmiddels de functie van internaat voor kinderbescherming en jeugdhulpverlening.

In 1982 verhuisde het kindertehuis officieel naar hun nieuwe onderkomen.

Er kwam eind 1991 een fusie tot stand met het kinderhuis in Abshoven (Munstergeleen) waar intussen het oude internaatsgebouw ook vervangen was door paviljoens.

Aan Maria Magdalena werd gevraagd of deze nieuwe stichting haar naam mocht dragen als dank voor haar vele vernieuwende ideeën.

Alhoewel ze het verschrikkelijk gênant vond was ze blij met de erkenning voor haar werk.

 

In 2018 moest haar linkerbeen geamputeerd worden en schreef Irmgard Brose een afscheidsbrief aan haar been

1 januari 2018

Mijn lieve been

Sinds dagen wil ik afscheid van je nemen. Ik weet niet goed hoe ik dat moet doen. Het is zo moeilijk.

Maar de tijd dringt. Vandaag begint het nieuwe jaar.

Vier januari word ik geopereerd, dan word jij, mijn dierbaar been geamputeerd. Er resten mij nog drie dagen waarin ik je wil koesteren en met je wil praten.

Allereerst wil ik je bedanken voor bijna 88 jaar trouwe diensten. Ik herinner me een foto waar ik, anderhalf jaar oud, op stevige beentjes thuis op het erf sta. Ja, lief been, daar is het begonnen. Ik was een kind dat veel van beweging hield. Op mijn beide benen ben ik toen op· weg gegaan om de wereld te verkennen.

Toen kwam de oorlog en aan het einde ervan de vlucht. Het was winter en zeer koud, januari 1945. Honderden kilometers zijn wij gelopen. Dapper hebben jullie mij gedragen. Ook al waren jullie doodmoe, opgegeven hebben jullie het nooit. Bij alles wat ik deed en ondernam hebben jullie mij mijn leven lang gedragen.

Maar nu is een van jullie, mijn linkerbeen ziek geworden. Zo ziek dat het echt niet meer gaat. Ik moet afscheid van je nemen mijn lief been. Jij wordt geamputeerd. Met mijn handen aai ik liefdevol over je heen. Je hoort toch bij mijn lichaam, je bent een stuk van mezelf.

Straks ben je dood, maar ik leef verder, dat hoop ik tenminste.

Altijd heb ik geweten, dat het loslaten van wat je dierbaar is, dé opgave voor de ouder wordende mens is. Alles watje omringt, mensen en dingen, waaraan je gehecht bent moet je loslaten om het einde van je levensweg te bereiken. Nooit is bij mij opgekomen dat ik ook van een van mijn ledematen vroegtijdig afstand zou moeten doen.

Nu is het zo ver.

Lief been aan mijn linker zij, altijd heb ik gevoeld dat juist jij op alle emoties van mij reageerde. Als ik me moest inspannen, waren het jouw tenen die zich mee inspanden. Zocht ik steun, was jij het die er onmiddellijk op reageerde. Was er iets wat mij angstig maakte of liet schrikken, dan waren het wederom jouw tenen die in elkaar krompen.

Wat zal ik je missen lief been. Van harte hoop ik dat mijn rechterbeen jouw taken zoveel als mogelijk over neemt. Voor zover ik kan zal ik hem daarbij helpen.

Jij bent er straks niet meer, maar ik zal weten dat jij alleen maar vooruit bent gegaan en dat mijn lichaam je gaat volgen, als voor hem de tijd gekomen is.

Mijn geest zal dan in God geborgen zijn.

Met dank aan Magriet Claessen-Heijnen die zuster Maria Magdalena interviewde in 2003